Levensverhaal Dr Vaandrager

Afgelopen oktober werd dr. J.M. Vaandrager 80 jaar. Van LAPOSA vonden wij het de hoogste tijd om een gesprek met hem aan te gaan. Vele oudere leden kennen hem en zijn door hem één of meerdere keren geopereerd aan handen of schedel.

Maar wist je dat hij eigenlijk geen arts wilde worden? Dat kwam ook omdat veel mensen in zijn familie arts waren: zijn vader was huisarts, evenals zijn grootvader, oom en twee tantes waren tandarts. Op het laatste moment koos hij, zoals hij zelf zegt voor de veiligheid, voor de studie medicijnen. Na die studie heeft hij 50 (!) jaar geopereerd. Hij zou het nog wel willen maar, zo zegt hij met wat spijt in zijn stem, het mag niet meer van de overheid omdat hij niet meer BIG geregistreerd staat.

We vroegen hem wat hij zou zijn geworden als hij nu terug mocht naar het verleden en géén arts mocht kiezen. Dan zou hij in de informatica gaan en daar met net zoveel passie voor gaan als bij de artsenopleiding. Ook nu interesseert hij zich hiervoor en vindt het super knap dat bijvoorbeeld een spaceshuttle op afstand bestuurd kan worden voor een rondje rond de maan.

Tijdens zijn militaire dienst kwam hij in dienst in het militair hospitaal in Utrecht bij de orthopedie. Hij vond het wat ruw werk, waarbij ‘de botsplinters bijna tegen het plafond zaten’. Hier werkte ook een plastisch chirurg en dat leek hem beter. In het begin volgde dr. Vaandrager vooral de handchirurgie. Later kwam hij in contact met dr. Tessier in Parijs, de arts die craniofaciale operaties uitvoerde en het ook de naam craniofaciale chirurgie gaf. Plastisch chirurgen hebben vooral ervaring met operaties van de zogenaamde weke delen, zoals huid, spieren. Vaandrager wist veel van botchirurgie dus dit was een mooie combinatie voor operaties van het aangezicht en schedel. In die tijd spraken ze in Frankrijk niet zo snel Engels, maar gelukkig had dr. Vaandrager een Franse grootmoeder waardoor hij goed Frans kon. De artsen in Parijs wilden in die tijd geen Engels spreken dus dit was een pluspunt.

Dr. Tessier was de eerste arts die de craniofaciale operaties uitvoerde rond 1967. Hij had een opleiding gedaan in Toulon. Hij zag een volwassen patiënt met Crouzon en een patiënt met een aangezichtsspleet en heeft eerst geoefend op kadavers. Daarna heeft hij collega’s, vooral uit Engeland, uitgenodigd om zijn technieken te presenteren. Hij vroeg hen of het ethisch verantwoord was. De collega’s gaven hun toestemming. Daarna kwam de zoektocht naar de juiste instrumenten en de juiste artsen zoals een neurochirurg. De operaties slaagden en in 1974 leerde dr. Vaandrager deze technieken in negen maanden van hem in Parijs.

In 1978 heeft dr. Vaandrager het eerste kind met een gesloten schedelnaad geopereerd in Nederland dat toen rond een jaar was. Hij wist hoe het moest, maar de kinderanesthesist en de kinder-IC-artsen  moesten het ook aandurfen en dat groene licht gaven zij in 1978. Omdat in Nederland nog niet bekend was dat deze ingrepen gedaan werden schreef dr. Vaandrager een boekje over craniofaciale aandoeningen en de operaties en stuurde dat naar alle kinderartsen in Nederland. Helaas is het nu nog steeds lastig om de mensen, vooral ouders of huisartsen, te bereiken. Daardoor worden kinderen soms (te) laat doorverwezen.

Naast arts was hij ook oprichter van LAPOSA. In de jaren 80 was er nog geen patiëntenvereniging. In 1988 was er een familie die hem vertelde dat zij een patiëntenvereniging op wilden richten voor mensen met hemifaciale microsomie. Dit was een goed plan, maar dr Vaandrager wees hen erop dat je dan allemaal kleine patiëntenverenigingen krijgt als je er apart opricht voor elke zeldzame craniofaciale aandoening. Het nadeel is dat die niet zo snel gehoord worden in Den Haag of bij zorgverzekeraars. Hij nodigde daarom de ouders uit in het Sophia kinderziekenhuis, samen met meer ouders met een kind met verschillende craniofaciale aandoeningen. Deze ouders kwamen samen en zo ontstond LAPOSA als paraplu voor meerdere patienten diagnose groepen. In deze diagnose groepen hebben mensen verschillende aandoeningen, maar hebben dezelfde gevolgen zoals vooroordelen van mensen (‘Je hebt een ander gezicht dus je zult wel anders zijn vanbinnen’).

We vragen nog waar dr. Vaandrager het meest trots op is en wat hij anders had gewild. Hij is het meest trots op zijn patiënten. Als hij in Indonesië kinderen had geopereerd, dan kreeg hij via Facebook foto’s van diploma’s en later trouwfoto’s. Op dat contact is hij trots.

Wat hij beter had willen doen was het organiseren van een één-loket-systeem. Hij had gewild dat, in zijn tijd als arts, patiënten op één dag door alle specialisten werden gezien die betrokken waren bij de behandeling (neurochirurg, KNO-arts, oogarts, kaakchirurg, orthodontist). Dit is nooit gelukt. Zijn opvolgster, Prof. dr. Irene Matthijssen is hier beter in geslaagd door de tijdgeest die ze mee had. Later volgt hij wel de nieuwe technieken zoals de distractoren bij schedeloperaties. De veren die geplaatst worden zag hij niet zitten. Hij dacht niet dat het zou werken, maar dat bleek wel.

Tot slot haalt dr. Vaandrager nog de meest bijzondere herinneringen op. Hij heeft een meisje geopereerd uit Zuid-Amerika in het Sophia. Zij had Noma (een infectieziekte waarbij weefsels in en rond de mond afsterven). Ze onderging een lange operatie van 24 uur.Toch bleef ze zo opvallen door haar afwijkende gezicht dat ze erg ongelukkig is gebleven. Hij dacht haar te helpen, maar het probleem was te complex zoals de adoptie en afwijkende uiterlijk.

Een andere herinnering is een kind uit Jemen. Zij had ademhalingsproblemen en hemifaciale microsomie. Zij werd in een zogenaamd onderwijsbed gelegd (gesponsorde opname). De operatie ging prima. Haar ouders, broertje en zusje waren mee gekomen naar Nederland. De afspraak was dat ze binnen zes weken zouden teruggaan naar Jemen. De vader gaf nog een brief aan dr Vaandrager waarin Allah werd bedankt. Een jaar later werd dr. Vaandrager gebeld door collega uit Amsterdam. De mond van het kind kon niet goed meer open. De familie had nooit het plan gehad naar Jemen terug te gaan.

Hij heeft zo talloze herinneringen en weet zelfs namen van patiënten nog. Het meest bijzondere was nog wel dat kinderen na de operatie binnen een paar dagen hersteld zijn en alles weer doen. Bij volwassenen duurt dat veel langer.

Het was een bijzonder gesprek met een bijzondere arts en wij, Mariët Faasse en Mieke Maartense, bedanken hem voor zijn tijd en verhalen.

Terug naar overzicht